Ruïne van Brederode

Ontdek de  geschiedenis van het kasteel en de Heren van Brederode.

Flora en Fauna op de heerlijkheid

Fauna

Op de Heerlijkheid Brederode is een groene oase. Aan de rand van het Nationaal Park gelegen kan men de volgende diersoorten vinden: vleermuizen (meerdere soorten), nijlganzen, de grote Canadese gans, een torenvalk, een kerkuil, karpers, eekhoorns, herten en een ijsvogel.

De vleermuizen overwinteren op verschillende plaatsen in de ruïne maar voornamelijk in de Donjon, de kapeltoren en de twee ovens. Vanwege de winterslaap van deze gevleugelde gasten is de ruïne van Brederode dicht van 1 november tot 1 maart. Dit is nodig om ze de rust in hun schuilplaats te geven. In deze periode komt wel een specialist op het gebied van vleermuizen de aantallen vleermuizen tellen en de verschillende soorten determineren.

Ganzen

Kwaliteit van het water

Periodiek wordt de kwaliteit van het water van de slotgracht gecontroleerd. Dit om te controleren of het water geschikt is voor de vissen waaronder de karpers die erin rond zwemmen.

Jaren geleden zijn bij opgravingen rond de ruïne twee walviswervels gevonden. Deze wervels bleken afkomstig van een volwassen vrouwtjesorka. De oudste orkavondst in Nederland. De onderzoekers vermoeden dat de orka ergens tussen de veertiende en zestiende eeuw is gestrand op de Noord-Hollandse kust en door de Heren van Brederode als zeldzame vondst of bij wijze van trofee naar het kasteel is gebracht. Men sluit niet uit dat de familie van het walvisvlees heeft gegeten. De resten zouden dan samen met ander afval uit de keuken in de slotgracht zijn beland (Misset, 2021, ONH.NL). 

Vondsten die veel over het leven op het kasteel vertellen zijn dierlijke resten of hebben met dieren te maken. De vondst van een zwanenhalsband geeft aan dat het kasteel toebehoorde aan een familie van (hoge) adel. Verder zijn er botten teruggevonden van honden, katten en paarden. Deze botten zijn afkomstig van – veelal – oude dieren die een natuurlijke dood gehad lijken te hebben, waardoor aangenomen kan worden dat ze als huisdieren werden gehouden. Opvallend is dat in de Middeleeuwen zeehonden, dolfijnen en walvissen golden als delicatesse, en omdat men ze toen als vissen zag, mochten ze ook tijdens de vastenperiode gegeten worden (Joosse, 2012, p.57).

Een andere bijzondere vondst is een scherf van een glazen ruit waarop een zwijnskop is uitgebeeld. Het zwijn was een geliefd wapenteken, het werd gezien als een symbool van moed en kracht omdat het tijdens de jacht terugvocht en zich niet gemakkelijk gewonnen gaf (Joosse, 2012, p.55)